Het sprookje van Rugo en zijn Harkje.
Er waren eens twee vriendjes, nou ja, eigenlijk was het een jongetje en zijn harkje. Zij waren onafscheidelijk en deden dan ook alles SAMEN.
Op een zonnige dag lopen zij door het bos dat zij goed kennen. Het bos grenst aan de tuin van het huis waar Rugo met zijn vader en moeder en een heleboel broers en zusjes woont. Oh ja, opa en oma ook, zij wonen in de garage naast het huis die verbouwd is tot aanleunwoning.
Rugo sleept Harkje een beetje achteloos achter zich aan, want hij loopt ergens over te denken. Daarbij let hij niet goed op waar hij loopt en waar hij heen gaat.
Ze zijn inmiddels in een dichtbegroeid deel van het bos gekomen waar Rugo en Harkje nog nooit eerder geweest zijn, maar Rugo heeft het nog niet gemerkt.
Plotseling vliegt er iets pal voor Rugo langs. Hij schrikt en pakt Harkje ineens stevig beet.
“Zag je dat? Weet jij wat dat was?” vraagt Rugo aan Harkje.
-Ik zag het ook! Ik denk dat het een SPOOK is.– hoort Rugo Harkje met een metalig stemmetje antwoorden. “Kom, dan verstoppen we ons en als het weer langs komt, geef jij hem een flinke klap.” zegt Rugo met een benepen stemmetje. Samen kruipen ze diep het struikgewas in, want ze zijn best een beetje bang.
Dan zien ze op het bospad plotseling een slang oversteken, hun kant op! “Harkje” fluistert Rugo, “Zie jij die slang daar?”
-Hmhm- zegt Harkje zachtjes. –Zullen we vragen of hij ons helpt bij het wegjagen van het spookje?-
“We kunnen het vriendelijk vragen, misschien weet hij een manier om het spook te verdrijven.” Rugo leunt voorzichtig naar voren en als de slang dicht genoeg bij is om met hem te praten, zegt Rugo heel dapper: “Meneer Slang, wij hebben een probleem. Zou u ons kunnen helpen?”
‘Waarmee?’ sist de slang.
“We hebben een spook gezien en we zijn er bang voor.”
‘Hoe ssiet het ssspook eruit?’
Hier heeft Rugo niet op gerekend, want hij heeft wel iets gezien, maar het was niet duidelijk. Hij fluistert Harkje in zijn oor of hij het soms weet, maar nee, Harkje sleepte over het bospad en heeft het spookje eigenlijk helemaal niet gezien.
“We weten het niet goed.” antwoordt Rugo. ‘Maar hoe moet ik dan weten waar je bang voor bent?’ sist de slang.
“Misschien komt hij zo weer terug.” zegt Rugo.
‘Ík wil wel even wachten.’ antwoordt slang.
Even later is het spookje nog niet terug gekomen. “Misschien moeten we het roepen?” zegt Rugo. Maar Harkje piept verschrikkelijk als hij dat hoort. -Spookjes roep je niet.- is zijn reactie. -Je moet ze verslaan met een grote hamer platslaan!-
De slang sist, ze is niet zo gecharmeerd van de tanden van Harkje, dus wil ze hem wel gelijk geven. –Platssslaan! Ja!-
‘Ssal ik mijn familie halen, velen weten meer dan één.’ sist de slang als hij dieper het struikgewas in kruipt. Hij vertrouwt het harkje niet helemaal.
Rugo denkt na, als platslaan de manier is moeten we wel eerst spookje vinden. Misschien heeft spookje ook wel familie die hem komt helpen. En zou je die dan kunnen zien?
Hij hoeft niet lang te wachten want er suist iets door de lucht en de bladeren van de bomen en struiken bewegen er van!
“Daar heb je het al!” roept Rugo, harder dan de bedoeling was “Het zijn er al veel!
Was mijn familie maar hier!”
Thuis vraagt moeder aan de andere kinderen of zij weten waar Rugo is.
Niemand heeft op het kleutertje gelet, dus nee, ze weten niet waar hij is! “Ga hem dan maar gauw zoeken” commandeert moeder de broers en zussen “voor vader thuiskomt”.
Iedereen helpt mee en even later zijn ze weer in de keuken, waar moeder met het avondeten bezig is. “Hij is niet op zijn kamertje, … de zolder, … in de tuin, … de schuur, … de badkamer, … bij ons op de kamer … …” klinkt het allemaal door elkaar. “Ga dan nog maar even buiten kijken of bij opa en oma.” zegt moeder, “maar wel opschieten.”
De oudste zus Marion commandeert de jongeren bij opa en oma te gaan kijken en samen met haar broers Oster en Tymen en de hond gaat ze het bos in om te kijken of Rugo soms in de boomhut zit. Ze maken zich pas echt ongerust als ze Rugo daar niet vinden.
Gelukkig ontdekt Marion het spoor dat Harkje achter gelaten heeft! Samen gaan O, M en T het spoor volgen. De Hond wordt naar huis gestuurd om moeder gerust te stellen en van de plannen van O M T te vertellen.
Ondertussen worden Rugo en Harkje, die nu op elkaar zijn aangewezen, belaagd door het spook. “Volgens mij zijn het er veel meer.” Fluistert Rugo Harkje in zijn oor. “Was de Hond er maar bij! Die zou dat spookbeeld wel wegjagen.”
– Misschien zou Hond ook wel bang zijn – oppert Harkje.
“Nee, de Hond is daar vast niet bang voor. Wat moeten we nu? Slang is nog steeds niet terug! Zullen we tussen de struiken door kruipen en naar huis gaan?” zegt Rugo met een klein stemmetje. Hij bedenkt dat hij niet meer weet waar thuis is, welke kant moeten ze dan op?
Ook Harkje weet het niet. – We moeten een plan maken, een route kaart, zodat we weer het bos uit kunnen. – Het klinkt heel dapper van Harkje, maar Rugo weet dat Harkje maar een klein hartje heeft, dat heeft mamma hem vertelt toen hij een keer in bed lang wakker lag. Hij moest de dappere zijn van de twee.
Als de drie kinderen O M T de boomhut verlaten hebben en het spoor van Harkje gaan volgen merken ook zij dat het bos dichter wordt en het wordt al later en straks wordt het ook nog donkerder.
“We moeten wel opschieten, want we hebben geen zaklamp bij ons.” merkt Oster op.
Dus stappen ze zo snel als het kan door, voordat ze het spoor, dat van links naar rechts getrokken is niet meer zichtbaar zal zijn
Terwijl zij door lopen roepen ze voortdurend Rugo’s naam, want als hij soms ergens in slaap gevallen is dan hoort hij hen niet eens langslopen!
Plotseling staat Marion stil, ze heeft iets gehoord. “Wat was dat? We zijn toch niet in het ‘Spookbos’ beland?” zegt ze met een benepen stem. “Als dat zo is is Rugo er ook in verdwaald. Misschien moeten we terug gaan en vader waarschuwen.” Oppert Tymen.
“Ben je mal, we laten ons koeioneren door spoken? Hier moet hard opgetreden worden.“ vindt Oster. Hij is niet voor niks de oudste, wat denken ze wel!
Rugo en Harkje worden ondertussen niet alleen belaagd door de spookjes die met steeds meer lijken te komen, maar ook nog door de slangen. De slangen zullen Rugo en Harkje niet opeten, daar is Rugo te groot voor en Harkje te hard, maar ze vormen een grote kring om de vriendjes heen.
“Wat gaan we nu doen?” vraagt Rugo aan de slangen.
‘Wij hebben het medicccijn tegen de ssspoken.’ sist een grote dikke adder.
“Hoe moeten we de spookjes dan wegjagen?” vraagt Rugo.
‘Mettt onsss ssserum’ antwoordt Adder.
“Is er geen andere mogelijkheid? Moeten we de hele nacht hier blijven. Ik wil naar huis!” zachtjes begint Rugo te huilen, hij is moe en hongerig geworden.
– Niet huilen. – zegt Harkje zachtjes tegen Rugo, -Daar is het Adder om te doen. Je moet sterk zijn. –
Rugo neemt Harkje in zijn armen en knuffelt hem stevig. Maar wat nu, zouden zijn vader en moeder hem niet komen zoeken? Of opa Pierre, die was vroeger altijd in het bos en wist van alle wezens hoe ze in elkaar zaten. Hij kon uren vertellen over de dieren, de bomen, de struiken en het mos. Maar Rugo kon zich niet herinneren dat opa ooit over spookjes had verteld. Daar wist hij vast niks van, terwijl Rugo altijd had gedacht dat opa ALLES wist.
Het geruis van de spookjes nam hand over hand toe en de bladeren van de bomen kwamen naar beneden gevallen op het pad dat ze, tussen de struiken door, nog net konden zien.
Ook het groepje O M T merkt dat het steeds harder is gaan waaien.
“We zullen steviger door moeten lopen anders vinden we Rugo niet voor het donker en als het gaat regenen kunnen we ook het spoor van Harkje niet meer volgen.” En met ferme pas loopt Oster voorop. Marion en Tymen volgen hem.
“Als we maar niet verdwalen.” merkt Tymen op.
“We zijn met z’n drieën, wat kan ons nu gebeuren?” zegt Oster.
“We moeten wel, want Rugo staat er helemaal alleen voor!” helpt Marion haar oudste broer. “Stevig doorlopen.”
Na een tijdje komen de drie kinderen bij een tweesprong. Het is inmiddels zo donker geworden dat ze niet meer kunnen zien waar het spoor is dat Harkje achter liet. Ze aarzelen en roepen om het hardst Rugo’s naam. Maar ze krijgen geen antwoord!
“Hier gaan we naar rechts.” zegt Oster gedecideerd. De andere twee volgen hem, want samen zijn ze sterk en alleen is maar alleen. Naarmate ze langer dit rechter pad volgen komen er meer twijfels. “Zullen we omkeren en het andere pad proberen?” vraagt Marion. “Nee” zegt Oster “we gaan verder.” Een poosje lopen ze zwijgend door, vergetend dat ze af en toe om Rugo moeten roepen, ieder met zijn eigen gedachten. Tymen begint honger te krijgen en denkt aan de heerlijke bonen schotel waar moeder aan bezig was. “Het zal wel klaar zijn.” denkt hij hardop. Waarop Oster snauwt: “We zijn helemaal niet klaar, we moeten Rugo vinden. Zonder hem kunnen we niet thuis komen!”
Marion oppert: “Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald!”
De broers zwijgen. Ze lopen door!
Rugo daarentegen blijft keurig op zijn plaats. Omringt door slangen, die kan hij zien, en door spoken die onzichtbaar door de lucht vliegen.
Wat daar óók op het pad verschijnt, is een haas. En achter hem aan komt een heel leger, een heus hazenleger!
Rugo bedenkt dat de hazen misschien iets weten over spoken of mogelijk wel het pad naar huis weten, maar als hij zich beweegt om ze aan te spreken kiezen zij het hazenpad!. –Hmm – zegt Harkje –Dat zijn angsthazen, daar hebben we zeker niets aan.-
Adder dringt aan op actie. ‘Je zzzult tttoch ietsss moeten beginnen, andersss kunnen we je niettt helpen.’
“Wat wil je dan dat we doen?” vraagt Rugo.
‘Allesss!’ antwoordt Adder sissend.
Rugo heeft het niet meer. Moeten hij en Harkje ALLES platslaan, met het slangengif en hoe dan?
“Mogen we even nadenken, hoe we dit gaan aanpakken?” vraagt Rugo. “Dit is echt geen eenvoudig probleem!”
Rugo houdt Harkje stevig vast, voor het geval Adder hem afpakt en sluit zijn ogen om even na te denken.
Ondank hun benarde positie valt Rugo met Harkje in zijn armen in slaap.
Thuis wordt moeder zich steeds ongeruster. Rinus en Irma zijn onverrichter zaken thuis gekomen van hun bezoek aan opa en oma.
“Als vader thuiskomt, moeten we nog maar eens overleggen wat er moet gebeuren” zegt moeder tegen R en I.
Daar hoeven ze niet lang op te wachten. Als vader de sleutel in het slot van de voordeur draait rennen R en I samen naar hem toe.
“Rugo is verdwenen. Hij is niet bij opa en oma en ook niet in de boomhut.” roepen ze door elkaar heen, zodat vader het maar half begrijpt.
Als vader de keuken binnen loopt ziet hij onmiddellijk aan moeder dat er iets mis is!
“Wat is er aan de hand? Vanwaar deze commotie?” vraagt vader.
Moeder vertelt het hele verhaal. Over het missen van de kleine Rugo en de zoektocht door het huis en dat nu ook OMT verdwenen zijn.
“Hmm.” zegt vader “Dan moeten wij, Rinus, Ineke, Vader en Moeder ook maar gaan zoeken.
En zo gebeurt het dat moeder het gas onder de stoofpot uit doet, ieder zijn jas aantrekt en vader een zaklamp mee neemt.
Daar gaan RIVM opzoek naar de andere gezinsleden.
Terwijl Rugo slaapt, zijn OMT op het rechte pad geen Rugo tegengekomen en zij beginnen zich nu toch serieus zorgen te maken.
Zijn we wel het goede pad in gegaan; hadden we niet beter linksaf kunnen buigen?
OMT weet het ook niet meer. Moeten zij dan toch omkeren?
Ze besluiten om op de ingeslagen weg stug door te gaan. “Beter ten hele gedwaald dan ten halve gekeerd. Of zoiets.” denkt Oster.
Onderwijl zijn RIVM al een flink eind opgeschoten en komen bij de tweesprong.
Gelukkig heeft vader een zaklamp meegenomen en kan hij aan het spoor dat Harkje heeft getrokken zien dat Rugo het linker pad gelopen heeft. Of OMT dat ook gedaan hebben is niet duidelijk, maar als dat zo is, dan zien ze elkaar zo meteen.
Vader heeft kleine Ineke inmiddels op zijn schouders genomen en moeder heeft Rinus bij de hand. Zo kunnen ze wat meer vaart maken.
Het is moeder al opgevallen dat het flink is gaan waaien en zij maakt zich bezorgt over het feit dat het straks wel eens kan gaan regenen. Kleine Rugo is zonder jasje naar buiten gegaan, gelukkig heeft ze eraan gedacht zijn jasje ook mee te nemen.
Af en toe roept vader met zijn luide stem de naam van de Jonge zoon. Maar er is nog geen antwoord op gekomen. Met de zaklamp speurt hij af en toe tussen de bomen of hij daar iets ziet, maar helaas, geen Rugo.
Maar op een gegeven moment ziet hij twee glimmende ogen tussen de struiken, de ogen van een wolf. Gealarmeerd door dit beeld, dat moeder gelukkig miste omdat ze iets aan Rinus vertelde, gaat vader toch even van het pad af. “Wacht hier,” zegt hij tegen moeder “ik ga even kijken of ik Rugo daar zie.”
Als hij terugkomt heeft hij Rugo niet bij zich, maar kijkt wel bezorgt. “Waarom kijk je zo ernstig?” vraagt moeder. “Oh, gewoon, omdat ik Rugo wil vinden en ik hem daar niet vond.” antwoord vader vriendelijk. ”Maar misschien moet jij met Rinus en Ineke naar huis gaan, dan kan ik sneller doorlopen”.
Moeder vindt dat geen goed idee “Jij hebt de lamp en ik ga niet met de kleintjes alleen door dit weer en dan in het donker”. ”OK, dan gaan we samen verder.”
Zo gebeurt het dat RIVM verder op zoek gaan naar Rugo. Het is nu echt gaan stormen en vader roept en roept ‘Rugo’, ‘Rugo’, maar nog geen antwoord.
Rugo wordt plotseling wakker van een hard geluid. Vlak naast hem is een zware tak neer gevallen. De slangen zijn verdwenen maar het spookt harder dan hij zich kon herinneren van daarnet. “Heb jij al een routekaart, vraagt hij aan Harkje?” Maar voor Harkje kan antwoorden hoort hij, boven het geraas van de spoken, een stem die zijn naam roept. “Vader.” roept Rugo, maar zijn stemmetje gaat verloren in het geraas van de spoken. “Zullen we het pad op gaan, misschien zien ze ons dan.” Resoluut neemt Rugo Harkje beet en sleept hem naar het pad. Eenmaal op het pad realiseert Rugo hoe koud hij het heeft en dat het nog steeds spookt, het lijkt wel een ‘spokenbal’ zo heftig gaan ze te keer.
Dan ziet hij in de tussen de bomen twee lichtje bewegen. Wat zou daar zijn? Rugo kijkt en luistert. Zouden het vuurvliegjes zijn waar opa wel eens over heeft verteld? Maar nee, opa zei dat die dansen. Dan hoort hij weer die stem en ja het is vaders stem en het geluid lijkt al dichterbij. Rugo roept nog een keer ‘Vader’. Opnieuw hoort hij zijn naam roepen. Nu weet hij het zeker, nu zijn ze gered en hij pakt Harkje stevig beet en maakt een klein dansje. Verliest hij daardoor zijn evenwicht of komt het door de spoken?
De lichtjes die hij zojuist zag zijn verdwenen, maar een eindje verder ziet hij een groter licht dat almaar op en neer beweegt. Wat kan dat nu weer zijn? Zou dat vader zijn die hem en Harkje komt redden?
Niet veel later wordt hij door de sterke armen van vader opgetild. Ook moeder en Rinus en Ineke zijn bij hem. Oh wat heerlijk het hele RIVM heeft hem en Harkje gered!
Nu kan vader de spoken platslaan. Maar vader troost hem, “Lieve Rugo het zijn helemaal geen spoken het is gewoon de wind en die is steeds harder gaan waaien, het gaat vanzelf weer over.
”Dus er was eigenlijk niks aan de hand?” vraagt Rugo met een klein stemmetje.
“Nee, er was helemaal niks aan de hand, de wind waai en gaat dan ook weer een keer liggen. Maar je moet ons onderweg wel vertellen wat je allemaal hebt meegemaakt. Nu eerst je jas aan en gauw mee naar huis.”
OMT zijn nog steeds op het rechter pad, maar ze lopen al niet meer zo stevig door. Ook Oster is aan het twijfelen over de juistheid van hun keuze. Wat als?
Als Tymen dan toch weer zegt dat hij terug naar huis wil en Marion hem bijvalt, geeft Oster maar wat graag toe om dat te doen, “Maar, met tegenzin.”
Nu ze op de terugweg zijn gaan ze ongemerkt sneller lopen. Tymen is wat blij dat ze terug gaan, hij heeft het koud gekregen van de wind die steeds harder is gaan waaien. Hij weet ook niet zeker of het de spoken zijn of dat het de wind is. Thuis wacht in ieder geval moeders stoofpot!
Marion loopt er aan te denken wat moeder zal zeggen als ze zonder Rugo thuiskomen. Als ze aan tafel gaan zal het zeker niet gezellig worden. Moeder zal op hen mopperen en heel verdrietig zijn.
En zo heeft ook Oster sombere gedachten. Zijn vader zal niet trots op hem kunnen zijn dat hij als oudste niet op zijn jongste broertje gelet heeft en zonder hem is thuis gekomen!
Misschien was Rugo wel bij opa en oma, die gedachte fleurt hem een beetje op, maar hij is niet zeker van zijn zaak.
Dan komen ze in de buurt van de tweesprong. Het lijkt wel of ze opgewekte stemmen horen!
En horen ze daar niet, boven de stormwind uit, vaders bulderende lach?
Als ze al niet stevig door liepen wordt er nu een sprintje getrokken! Als vader zo luid lacht moet alles wel goed zijn en heeft hij vast Rugo gevonden.
Als ze bij de tweesprong aankomen zien ze op het pad naar huis, voor hen uit, alle anderen lopen. Vader, moeder en alle ander broers en zusjes. Rugo zit triomfantelijk op vaders schouders en iedereen moet lachen om wat hij zegt.
“Ik heb alle spoken platgeslagen met mijn Harkje.” horen OMT hem zeggen als zij de rest van de familie ingehaald hebben.
“Wie heeft jou verteld dat er spoken zijn?” vraagt vader.
Marion en Rinus krijgen een kleur als zij de vraag horen. Om te voorkomen dat Rugo verder het bos in zou gaan dan de boomhut, hadden zij hem bang gemaakt voor spoken die in het donkere deel van het bos zouden wonen. “Voor zijn eigen veiligheid, vader!” antwoordt Marion onzeker. “Al goed” zegt vader, “maar nooit meer sprookjes vertellen en zeker geen leugens, hoor!”
En ze waren blij, GEZOND en wel, weer NORMAAL bij elkaar te zijn!